22648 |
vastenavond |
vastelavond:
fastəloͅ.vənt (L386p Vlodrop)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (L386p Vlodrop)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21284 |
vechten |
vechten:
faextə (L386p Vlodrop)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beester:
bestǝr (L386p Vlodrop)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zoepe (L386p Vlodrop, ...
L386p Vlodrop)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21877 |
veel moeten betalen |
bloeden:
bloowe (L386p Vlodrop)
|
veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderboks:
flodderboks (L386p Vlodrop)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
varken:
verke (L386p Vlodrop),
vreetzak:
vraitzak (L386p Vlodrop)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24944 |
veenlaag |
zomp:
zomp (L386p Vlodrop)
|
laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24262 |
veer |
veer:
vair (L386p Vlodrop),
veir (L386p Vlodrop)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|