22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋsjap (L386p Vlodrop)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
21906 |
wedstrijdduif |
reisduif:
reisdoef (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23511 |
weekdienst |
weekdienst:
waekdins (L386p Vlodrop)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18166 |
weer genezen |
weer gezond:
weer gezont (L386p Vlodrop)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
allerheiligenzomer:
alderheilige zomer (L386p Vlodrop),
allerheilige zomer (L386p Vlodrop)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
waerbursjtel (L386p Vlodrop)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
weirlighte (L386p Vlodrop)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weirligh (L386p Vlodrop),
zeebrand:
zee brand (L386p Vlodrop),
zee-brand (L386p Vlodrop)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèèr (L386p Vlodrop)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroetje:
weesgegroetje (L386p Vlodrop)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|