34189 |
uiterontsteking, mastitis |
uierontsteking:
ø̜i̯ǝrontštękeŋ (Q112p Voerendaal)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
aan de zuip gaan:
aan der zoep gaon (Q112p Voerendaal),
bambocheren (<fr.):
Van Dale: bambocheren (<Fr.), pierewaaien, aan de zwier zijn. [bambocheur (fr.), pierewaaier]
bambosjere (Q112p Voerendaal),
gusselen:
gössele (Q112p Voerendaal),
uitgaan:
oetgaon (Q112p Voerendaal)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25568 |
uitgedroogd |
schrale deeg:
šrālǝ dęǝx (Q112p Voerendaal)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c]
II-1
|
28972 |
uithalen van de doorslagsteken |
rijvaam uitdoen:
rivem ūtdūǝn (Q112p Voerendaal)
|
Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b]
II-7
|
21386 |
uithoren |
postelen:
postele (Q112p Voerendaal),
uitvragen:
oetvraoge (Q112p Voerendaal)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
oetlèk (Q112p Voerendaal)
|
het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
(zoom) uitlaten:
ūtlǭtǝ (Q112p Voerendaal),
uitleggen:
oētlègge (Q112p Voerendaal)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7, III-3-1
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nuë (Q112p Voerendaal),
uitnoden:
oetnuë (Q112p Voerendaal),
verzoeken:
verzeuke (Q112p Voerendaal)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
alles uitwerpen:
āl ūtgǝwǫrpǝ (Q112p Voerendaal),
de draag laten zien:
dǝ drax lǭtǝ zii̯ǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
21445 |
uitschelden |
uitschelden:
oetsjèlle (Q112p Voerendaal)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)]
III-3-1
|