23395 |
heilig hartbeeld |
heilig hartbeeld:
hiilighartbeeld (Q112p Voerendaal)
|
Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23881 |
heiligdomsvaart |
heiligdomsvaart:
hilligdomsvaat (Q112p Voerendaal)
|
Een heiligdomsvaart [hilliechdómsvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23920 |
heilige drievuldigheid |
drie-eenheid:
drei-eenheid (Q112p Voerendaal)
|
De heilige Drievuldigheid, Drieënheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23758 |
heiligedag |
heiligedag:
hillige daag (Q112p Voerendaal)
|
Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
heiligenbeeld:
hilligebild, md -bilder (Q112p Voerendaal)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21838 |
heimelijk koffiedrinken |
konkelen:
konkele (Q112p Voerendaal)
|
heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
vouwere:
vǫu̯wǝrǝ (Q112p Voerendaal)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
23906 |
hel |
hel:
de hel (Q112p Voerendaal)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpə (Q112p Voerendaal)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
34354 |
helpen bij het biggen werpen |
een bag halen:
ǝ baq hǭǝlǝ (Q112p Voerendaal)
|
De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40]
I-12
|