e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiszwaluw zwarbel: švarbəl (Voerendaal) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren razelen: raazele (Voerendaal), schudderen: sjoetere (Voerendaal) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] || huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig bangelijk: benkelig (Voerendaal) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schudder: enne sjoeter (Voerendaal) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hulp vragen helpen: helpe (Voerendaal) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: hulp (Voerendaal) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
huwelijksafkondigingen roepen: de roope (Voerendaal) De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] III-3-3
huwelijksmis trouwmis: trouwmès (Voerendaal) De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)] III-3-3
iemand graag mogen lijden: lieë (Voerendaal) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1
iemand hinderen hinderen: hingere (Voerendaal), ophouden: ophoute (Voerendaal) iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-1-4