e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzakken of inzakking zak: zak (Voerendaal) Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.] II-1
inzepen inzepen: enzęjpǝ (Voerendaal) Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186] II-7
jaloers jaloers: sjaloēs (Voerendaal) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] III-1-4
jammer jammer: ⁄t is joamer (Voerendaal, ... ) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jeneverbes schriekiekel: blauwe bessen, vruchten van de sleedoorn  srie:əkrie:kələ (Voerendaal), sleedoorn: -  sleedoorn (Voerendaal) jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jeuk jeuk: jeuùk (Voerendaal), juuek (Voerendaal), juëk (Voerendaal) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: t begint te juuëke (Voerendaal) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
joelen baljoenen: beljoene (Voerendaal), kwaken: kwake (Voerendaal) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1
jong van een dier jong: joŏnk (Voerendaal), jōŋk (Voerendaal), klein diertje: klē dīrkə (Voerendaal) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || klein beestje [DC 37 (1964)] I-11, III-4-2
jongen met wie een meisje verkering heeft vrijer: vrĭejer (Voerendaal) de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] III-2-2