e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knabbelen knauwelen: knowele (Voerendaal) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht voerman: vōrman (Voerendaal) Molenaarsknecht. Zijn werkzaamheden bestaan erin de molenaar bij het malen te helpen, het graan bij de boeren op te halen en het meel terug te brengen. De woordtypen molenknecht (l 321a, l 361, l 362, l 368, l 370, l 415, l 416, l 417), vaarmolder (P 58), voerman (l 265, P 119, P 120, Q 112, Q 160), voermansknecht (Q 20), vaarknecht (l 289, l 330), uitvaarder (Q 240), rij(d)knecht (l 289), paardsknecht (Q 99*) en ketser (Q 88) zijn specifiek van toepassing op de knecht die het graan ophaalt en het meel thuisbrengt. In P 195 en Q 78 werd het bezorgen door de ɛmolderɛ zelf gedaan. De woordtypen bovenpakker (l 289), loopknecht (l 289), afweger (l 289), luijong (l 289) en halve gast (P 51) duiden knechten aan die een speciale taak in de molen vervullen. De term halve gast werd gebruikt voor een leerjongen die een halve betaling ontving. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 40e; N O, 40f; N O, 40g; Vds 269; Jan 287; Coe 236; Grof 263; Grof 268; monogr.] II-3
kneden kneden: knēi̯ǝ (Voerendaal), knē̜ (Voerendaal), regeren: rǝgērǝ (Voerendaal  [(kneden en in ponden verdelen)]  ) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knevels krukken: krøkǝ (Voerendaal) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knɛ.i (Voerendaal) knie [RND] III-1-1
knielbankje kniebankje: kni-jbenkske (Voerendaal) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielkussen kussen: kusse (Voerendaal) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen treuren: treure (Voerendaal) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knikkebenen door de knie?n vallen: vilt jeu knijje (Voerendaal) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikkerkuiltje kuiltje: kŭlkə (Voerendaal) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2