e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(iets) zich niet aantrekken niet aantrekken: de môs dich dat nit aontrekke (Vroenhoven), də mo͂s dich dat net antrêkkə (Vroenhoven) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
<naam> <naam>: iemes ze naomfies hāiwe (Vroenhoven, ... ), mei: də mĕj stɛ̄kə (Vroenhoven), iement ziene mij steken (Vroenhoven), meij staikə (Vroenhoven), mei steken: iement ziene mij steken (Vroenhoven), meij staikə (Vroenhoven) Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)] || Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] III-3-2
[kazavek?] buisje: Wollen jasje (mannen).  buisje (Vroenhoven), kazavekje: Wollen jasje (vrouwen).  kazjevèkske (Vroenhoven) Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)] III-1-3
aaks aaks: ǭks (Vroenhoven) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12
aalmoes aalmoes: ⁄n aalmoes (Vroenhoven), ⁄n ālmūs (Vroenhoven), get: gèt gèèvĕ (Vroenhoven) aalmoes [ZND 32 (1939)] III-3-1
aam, maat van 150 l. aam: āōm (Vroenhoven, ... ), âôm (Vroenhoven, ... ), ⁄n ōͅm (Vroenhoven, ... ) aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)] III-4-4
aanaarden hogen: hȳgǝ (Vroenhoven), ophogen: ǫphygǝ (Vroenhoven) Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21] I-5
aanaardhandploeg hoger: hø̄gǝr (Vroenhoven) De aanhoger die door mankracht wordt voortbewogen, hetzij door één man getrokken; in dat geval werd de steel van de aanhoger doorgaans met een staaf ijzer verzwaard; hetzij door twee: door de ene man getrokken en door een ander geduwd. In dat geval werd een zijkruk aan de steel bevestigd voor de duwer. Het blad is vrijwel gelijk aan dat van de door paardekracht voortbewogen aanaarder: driehoekig en zodanig dat de grond naar twee kanten werd opgestuwd. Zie ook de toelichting van het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 78; N 18, 46; N J, 8b; JG 1a, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 25; N 18, 42] I-5
aanranden aanranden: aanranne (Vroenhoven), aanvallen: aonvallen (Vroenhoven), a͂nvallə (Vroenhoven) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanrecht aanrecht: ānreͅk (Vroenhoven) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] III-2-1