e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vucht

Overzicht

Gevonden: 1277
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kloosterorde orde: strang orde (Vucht) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
kluit kluit: kluten (Vucht) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit aarde klot: klǫt (Vucht) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knellen pitsen: pitsjen (Vucht) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsjen (Vucht) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneuzen blutsen: blötsjen (Vucht) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kneej (Vucht), RK -> knie.  knijjen (Vucht) hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] || knie [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen prompelen: ai ais altiet aan prómpelen (Vucht) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitsjen (Vucht) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knipogen een oogje knikken: n uigke knikken (Vucht), knipogen: knipaugen (Vucht) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1