21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
jonge duiven spelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
jong doeve speule (L214p Wanssum)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32689 |
het land aftreden |
aftrappen:
áftrapǝ (L214p Wanssum),
bouwen:
bǫu̯ǝ (L214p Wanssum),
treden:
trę̄i̯ǝ (L214p Wanssum)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
22112 |
het lossen uitstellen |
uitstellen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
uutstelle (L214p Wanssum)
|
het lossen uitstellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22002 |
het neerstrijken van de duif |
vallen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
ze vêlt (L214p Wanssum)
|
Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lɛ̄i̯ǝ (L214p Wanssum)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
aanspannen:
anspanǝ (L214p Wanssum)
|
[N 8, 99]
I-9
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanstoken:
anstō̞kə (L214p Wanssum)
|
aansteken, aan \'t branden brengen
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
laten uitgaan:
⁄t vuur laote uutgaon (L214p Wanssum)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
heͅi̯tən bleksəm (L214p Wanssum, ...
L214p Wanssum),
Syst. WBD
hettem bliksem (L214p Wanssum)
|
stamppot van aardappels en appels of peren || stamppot van aardappels, peren en appels || Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32923 |
heukeling |
hoopje:
hø̜pkǝ (L214p Wanssum),
opper:
ø̜pǝr (L214p Wanssum)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|