e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wanssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
madeliefje meibloemetje: meibluumke (Wanssum, ... ), -  meibluumke (Wanssum), meibloempje: męi̯blymkǝ (Wanssum) Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)] || meibloempje I-5, III-4-3
mager mager: maager (Wanssum), schraal: schraol (Wanssum), schròòj (Wanssum), schrapel: schriëpel (Wanssum) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] III-1-1
mak zeeg: zēx (Wanssum) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
maken maken: maakke (Wanssum) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
man kerel: kɛl (Wanssum), mens: mīns (Wanssum), mî:ns (Wanssum) man [RND], [RND] III-3-1
man die de behaalde tijden afleest bandaflezer: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  bandaflêzer (Wanssum), klokkenlichter: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  klokkelichter (Wanssum) de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)] III-3-2
man die de uitslag bepaalt rekenaar: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  de Rèkenaar (Wanssum) de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)] III-3-2
man, manspersoon kerel: kel (Wanssum), kèl (Wanssum), man: mān (Wanssum), manskerel: manskel (Wanssum), mansmens: mansmīns (Wanssum), mens: meens (Wanssum), mīns (Wanssum), vent: vēnt (Wanssum) man || man, kerel || man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] || manspersoon III-2-2
mand korf: kø̜̄rǝf (Wanssum), mand: mant (Wanssum) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren africhtingskorf: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  africhtingskûrf (Wanssum), vliegkorf: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  vlīēgkûrf (Wanssum) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2