18044 |
huiduitslag |
uitslag:
oehtsjlaag (Q117a Waubach)
|
Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hūfkar (Q117a Waubach)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
beuken:
böäke (Q117a Waubach),
grijnen:
griehne (Q117a Waubach),
griene (Q117a Waubach),
⁄t grieëne (Q117a Waubach),
huilen:
Veldeke
huële (Q117a Waubach),
joenken:
Veldeke
joenke (Q117a Waubach)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19899 |
huis |
beijes:
beijes (Q117a Waubach),
boed:
bū.t (Q117a Waubach),
boos:
boos (Q117a Waubach),
kast:
kast (Q117a Waubach),
kluis:
klū.s (Q117a Waubach)
|
huis
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
Veldeke
sjlek (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
musj (Q117a Waubach),
mv
meusje (Q117a Waubach)
|
huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus
III-4-1
|
19427 |
huisvuil |
rommel:
ròmmel (Q117a Waubach)
|
Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33609 |
huisweide |
bleek:
bleek (Q117a Waubach),
huiswei:
hū.s[wei} (Q117a Waubach)
|
Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)]
I-7
|
23732 |
huiszegen |
huiszegen:
dr hoeszeëge (Q117a Waubach),
dr hoeëszeëge (Q117a Waubach)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23754 |
huiszegening |
huiszegen:
hoeëszeëge (Q117a Waubach)
|
De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)]
III-3-3
|