34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieband:
knejbaŋk (Q117a Waubach)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
27552 |
kniebeschermer |
kniebeschermer:
kniebeschermer (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Bescherming voor de knieēn, vooral noodzakelijk in lage pijlers. De "knielap" was volgens een invuller uit Q 121 van vilt, de "knieschoner" van leer. [N 95, 885; monogr.]
II-5
|
23369 |
knielbankje |
kniebank:
kni-jbank (Q117a Waubach)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knien:
[vgl. Du. knien knielen.]
kni-jje (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
kniekussen:
kni-jkusse (Q117a Waubach)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
treuren:
troeëre (Q117a Waubach)
|
een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
knieëpe (Q117a Waubach),
pitsen:
pitsje (Q117a Waubach)
|
Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
in de knie?n knikken:
hee knikt in de kniejje (Q117a Waubach)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27967 |
knikken |
doorbuigen:
dørxbø̄ǝgǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Gezegd van een stijl die door te zware belasting doorbuigt. [N 95, 357; monogr.]
II-5
|
22363 |
knikker |
frankel:
vrenkel (Q117a Waubach),
Das für Kerkrade belegte frankef ist wohl als Kontamination von benachbartem huuf und frank zu erklären, während frankel eine im Rheinland und Limburg (Simpelveld, Schaesberg, Waubach, Rimburg, Eigelshoven, Vaals) vielfach vorkommende Diminutivform ist. Oder ist es unter Einfluss des marbel-Typus entstanden?
frankel (Q117a Waubach),
huif:
huef (Q117a Waubach),
marbel:
marbel (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Knikker. || Murmel.
III-3-2
|