e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

Gevonden: 6116
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deeg afwegen wagen: woagǝ (Waubach) De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a] II-1
deeg kneden kneden: knē̜jǝ (Waubach), petsen: petšǝ (Waubach) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deeg kneden met de voeten treden: trē̜nǝ (Waubach) Een eventueel opgegeven object "deeg" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 20c; N 6, 47; N 29, 20b; monogr.] II-1
deegbollen hun broodvorm geven lang maken: laŋk mākǝ (Waubach), rond maken: roŋk mākǝ (Waubach) Als de bollen voldoende gerezen zijn, gaat men ze vormen tot het gewenste model. Dit houdt in dat men van de bol een deegstrook van een bepaalde lengte maakt (Schoep blz. 100). Vervolgens vouwt men de beide uiteinden van de strook naar elkaar toe. Dan vormt men een deegplak die een trapeziumvorm heeft, d.w.z. de bovenste horizontale zijde is korter dan de onderste. Tenslotte rolt men met de palm van de hand het brood in de gewenste vorm. [N 29, 36; N 29, 30b; monogr.] II-1
deegkleed doek: %%meervoud%%  dø̄.k (Waubach), zak: %%meervoud%%  zɛk (Waubach) Het doek of iets dergelijks waarmee het deeg tijdens het rijzen wordt afgedekt. Ten aanzien van "meelzak" merkt men op dat deze leeg moet zijn of oud of dicht of omgekeerd. Wat "doek" betreft zegt men dat deze warm of vochtig moet zijn. [N 29, 27] II-1
deegkrabber krats: krats (Waubach) Werktuig waarmee het deeg wordt losgestoken. Het gaat hier om een gereedschap dat de vorm kan hebben van een plamuurmes met vierhoekig, driehoekig, half-rond blad), een krabber of hak met half-rond blad en een schopje met een blad van uiteenlopende vorm. Volgens de informant van K 314 heeft het "krommes" ongeveer de vorm van een sikkel. Vaak is de steel van de schop van ijzer. De handgreep van het plamuurmesmodel is vaak van hout of van omgebogen metalen plaat. Vergelijk voor de woordtypen het lemma ''deegmes''. Zie afb. 18. [N 29, 21b; N 29, 21c; OB 2, 2f; monogr.] II-1
degelijk degelijk: degelijk (Waubach) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] III-1-4
deken deken: deake (Waubach), dekke (Waubach), inne deëke (Waubach) Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] III-2-1, III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): deakenaat (Waubach), t deëkenaat (Waubach) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken dekken: dękǝ (Waubach), Veldeke  dekke (Waubach) Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] I-12, III-4-2