e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opereren snijden: sjnieë (Waubach) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgooien (tossen) kruis of munt spelen: kruts of munt sjpieele (Waubach) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
opgroeiend jong kipje kuiken: kȳkǝ (Waubach) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaalmachine kabelmoter: kābǝlmo.tǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Zolder]) De machine waarmee de kooien in de schacht opgehaald en neergelaten worden. [N 95, 81; monogr.] II-5
ophaalmachinist ophaalmachinist: ǫphōǝlmašines (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophitsen opstoken: opsjtuëke (Waubach) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk ophouden: òphouwe (Waubach) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: ⁄t kloart òp (Waubach) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opletten opletten: oplette (Waubach), waken: wake (Waubach) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛlt opma:kə (Waubach), oͅpmākə (Waubach) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1