e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarsspleet reet: reet (Weert) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: aartsbisschop (Weert) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsingel (Weert) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen dubben: dubbe (Weert), trekken: cf. Schuermans p. 741, s.v. "trakken" = toeven, vertoeven, dralen; bij Weil trekken  trekke (Weert), treuten: treette (Weert), twijfelen: twieefele (Weert), twiefele (Weert) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: Ook: haost. Troevenaos troefaas, schöppenaos; hertenaos; roêtenaos; klieëverenaos.  aos (Weert), haast: hertenhaost (Weert), lange èu  hèust (Weert), Ook: haost. Troevenaos troefaas, schöppenaos; hertenaos; roêtenaos; klieëverenaos.  haost (Weert) Aas in het kaartspel. || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
absis altaarnis: alternis (Weert), altaaruitbouw: alteroetbouw (Weert) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3
absolutie absolutie (<fr.): absolutie (Weert) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: uuverste (Weert) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
abuis abuis: g`hebtj abuus (Weert), ook materiaal znd 19a,6  g’hebtj abuus (Weert), er neven: ge zeetəjər nève (Weert), ook materiaal znd 19a,6  ge zeet’jər nève (Weert), mis: g`hebbĕt mis (Weert) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
accijnsgewicht geslacht gewicht: gǝslaxtj gǝwext (Weert), taxatie: taksāsī (Weert) Het gewicht van een te slachten rund, zoals dat bij de belastingdienst moet worden aangegeven. [N 28, 1] II-1