e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de gummiring afnemen de ring afdoen: de ri‧nk aafdoon (Weert) het afnemen van de gummiring? [N 93 (1983)] III-3-2
de heg knippen scheren: schaere (Weert) De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)] III-2-1
de helft vragen geef mij de andere helft: gè mich de anger helleft ouch (Weert), ik krijg de helft: ich kriech de helleft (Weert) Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)] III-3-2
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: opstuǝtǝ (Weert), opstǭtǝ (Weert) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de hort op? op stap: op stap (Weert) Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
de huid doorsnijden slippen: sløpǝ (Weert) De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.] II-1
de huid oprollen oprollen: ǫprolǝ (Weert) Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55] II-1
de huiszegen bidden huiszengel beden: de hoeeszaengel beeje (Weert), hoeszaengel baeje (Weert) De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen aansteken aansteken: aanstaeke (Weert), kerse aanstaeke (Weert), aanvinken: aanwinke (Weert) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: kerse uutdoon (Weert), oerdoon (Weert), uitmaken: oetmaake (Weert) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3