17810 |
halen |
halen:
hale (L289p Weert),
hālǝ (L289p Weert)
|
halen [SGV (1914)] || Verzamelen van nectar, stuifmeel en water door de meestal oudere werkbijen. [N 63, 41; Ge 37, 79]
II-6, III-1-2
|
21661 |
halen en betalen |
halen:
hale (L289p Weert)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26498 |
half kuipdeksel |
kistdeksel:
kistdeksel (L289p Weert)
|
Elk van de twee dekselhelften van de steenkuip. [N O, 18f]
II-3
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
halfbroor (L289p Weert, ...
L289p Weert),
halve broer:
halve broor (L289p Weert),
stiefbroer:
steefbroor (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
halfzuster (L289p Weert),
halfzöster (L289p Weert, ...
L289p Weert),
stiefzuster:
steefzöster (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33477 |
half-cirkelvormig raam |
halfmaan:
halǝfmǭn (L289p Weert)
|
Een raam in de vorm van een halve cirkel met de rechte zijde aan de onderkant, meestal aan stallen. Het benoemingsmotief van de benamingen is meestal de vorm van de raampjes, soms zijn ze naar andere raampjes genoemd die dezelfde vorm hebben (van de oven of van - onbeglaasde - ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie o.a. het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). [N 4, 51; N 4A, 38a]
I-6
|
18713 |
halfhemd |
borst:
borst (L289p Weert),
front:
front (L289p Weert),
frónt (L289p Weert)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
knoopjesschoen:
knuipkesschoon (L289p Weert),
laarsje:
léérskes (L289p Weert)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18651 |
halfhoge pet met opstaand bovenstuk |
lage zijden:
liege zéje (L289p Weert),
zijden klak:
zieje klak (L289p Weert)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het halfhoge model {afb} [lage zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
26188 |
halflijn |
halflijn:
halǝfli.n (L289p Weert),
hęlǝfli.n (L289p Weert)
|
De middelste van de slaglijnen. [N O, 5h; A 42A, 71; A 42A, 71 add.]
II-3
|