25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
aafgaondje maon (L289p Weert),
afgoandje moan (L289p Weert)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
kappertje:
(nat).
kappertje (L289p Weert)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30799 |
halve rug |
halve croupon:
halǝf krupǫn (L289p Weert)
|
Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b]
II-10
|
29826 |
halve steen |
halve steen:
halǝvǝ stęjn (L289p Weert),
klezoortje:
klɛts˱yrkǝ (L289p Weert),
kop:
kǫp (L289p Weert)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
21607 |
halve stuiver |
halve knab:
halve knap (L289p Weert),
knabje:
knepke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
soes:
Van Dale: sou (<Fr.), stuiver.
soes (L289p Weert)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23759 |
halve zondag |
afgezatte heiligedag:
aafgezatte heiligedaag (L289p Weert)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21606 |
halve-centstuk |
oortje:
örtje (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
ham:
ham (L289p Weert),
hesp:
hèsp (L289p Weert),
Di-j hésp hingtj nog te ruîke inne schouw
hésp (L289p Weert),
hespenschink:
hespeschînk (L289p Weert)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumphamer:
trumphamer (L289p Weert)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31203 |
hamer voor kapwerk |
vuisthamer:
vū.sthāmǝr (L289p Weert)
|
Hamer die door de smid gebruikt wordt om ovenstenen uit te kappen en in te passen. Zie ook het lemma "kaphamer" in Wld ii.9 en de daarbij behorende afbeelding 8. [N 33, 63]
II-11
|