34619 |
hoepels van de huifkar |
huifbeugels:
hufbø̄gǝls (L289p Weert),
repen:
ręi̯pǝ (L289p Weert)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
26251 |
hoepelvang |
ijzeren vang:
īzǝrǝn vaŋ (L289p Weert)
|
Houten of metalen molenrem in de vorm van een hoepel. De hoepelvang heeft dezelfde onderdelen als de Vlaamse vang, alleen zijn de vangstukken vervangen door één doorgaande houten of metalen band. [N O, 12v]
II-3
|
18017 |
hoest |
hoest:
hoost (L289p Weert)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
18018 |
hoesten |
blaffen:
blaffe (L289p Weert),
hoesten:
hoeëste (L289p Weert),
hooste (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
koffen:
koffe (L289p Weert)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
gaffel:
gafǝl (L289p Weert),
riek:
rēk (L289p Weert)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
25414 |
hoeven verwijderen |
kappen:
kapǝ (L289p Weert)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
18307 |
hoge herenschoen |
bottine:
bottinne (L289p Weert),
hoge mansschoen:
hoeg manschoon (L289p Weert),
hoge schoen:
hoeg schoon (L289p Weert),
knoopjesschoen:
knoopjesschoenen (L289p Weert)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] || sokschoenen, hogemanschoenen, in de betekenis van soort schoen; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18258 |
hoge hoed |
chapeau (fr.):
sepeng (L289p Weert),
hoge hoed:
hoege hoed (L289p Weert),
hoegen hoed (L289p Weert)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || hoge hoed
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
hoge hoed:
hoege hoed (L289p Weert),
hoegen hoed (L289p Weert)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|
32445 |
hoge klomp |
hoge klomp:
huǝgǝ [klomp] (L289p Weert),
huifklomp:
hūf[klomp] (L289p Weert)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|