e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horen horen: scherrep huure (Weert) [N 84 (1981)] III-1-1
horens verwijderen afkappen: āfkapǝ (Weert), horens afkappen: hȳr āfkapǝ (Weert) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizon einder: indjer (Weert), horizon: horizônt (Weert) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontale sluitbalk van een poort sluitbalk: slūt˱balǝk (Weert), sluitboom: slūt˱bǫu̯m (Weert) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: gerloesdie (Weert), ’n gouwe horloezie (Weert) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet paardspoot: paerspoeet (Weert), paardsvoet: pêrsvoot (Weert) hompelvoet [SGV (1914)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hotsen botselen: botsele (Weert), dokkeren: dokkere (Weert), hotselen: hōtsele (Weert), schokken: schokke (Weert) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden houden: hoaje (Weert) houden [SGV (1914)] III-1-2
houden van gek zijn op: gek zeen op (Weert), houden van: hoaje van (Weert), vul van m haoje (Weert), staan op: stoan hebbe op (Weert), zijn op: zeen op (Weert) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] III-3-1
houtduif bosduif: bosdoef (Weert, ... ), bosdōēf (Weert), houtduif: houtdoef (Weert) bosduif || houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] || Wilde duif [N 94 (1983)] III-4-1