19561 |
aszeef |
kolenzeef:
koeleziee‧f (L289p Weert)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21904 |
atelier |
atelier (fr.):
atelier (L289p Weert),
werkhuis:
werrekhoees (L289p Weert),
werkplaats:
werrekplaats (L289p Weert)
|
de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33499 |
augurk |
augurk:
± WLD
augurk (L289p Weert)
|
Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)]
I-7
|
23401 |
aureool |
aureool:
aureool (L289p Weert),
heiligenkrans:
heiligekrans (L289p Weert)
|
De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22370 |
autoped |
autoped:
autoped (L289p Weert),
tro(n)tenet: België.
oͅutopeͅt (L289p Weert)
|
Autoped. || Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31935 |
avegaar |
buiker:
bȳkǝr (L289p Weert),
effer:
ɛfǝr (L289p Weert),
ever:
ē̜vǝr (L289p Weert),
lepelboor:
līpǝlbū.r (L289p Weert)
|
Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.]
II-12
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
links:
links angoeseren (L289p Weert),
verkeerd:
verkieerdj (L289p Weert)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendjgebed (L289p Weert),
aovundgebed (L289p Weert)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
aovendjbrôêt (L289p Weert),
aoventjbroe.d (L289p Weert),
oavundjbroeëd (L289p Weert),
Tot ca. 1940 bestond dit uit aardappelen met uiensaus en vlees (op onthoudingsdagen soms ei of vis) en karnemelk (boeëterméllek) ofwel spekpannenkoek
aovuntjbroeët (L289p Weert),
avondeten:
aovendjaète (L289p Weert),
aovendjète (L289p Weert),
aoventjaete (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
aoventjaeten (L289p Weert, ...
L289p Weert),
aovundjaete (L289p Weert),
aovundjète (L289p Weert),
oavunjête (L289p Weert),
s avonds
aovendjaete (L289p Weert),
avondkost:
aovunjkost (L289p Weert),
oavundjkost (L289p Weert),
avondskost:
aovensjkost (L289p Weert)
|
avondmaal || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 18 - 19 uur avondmaal [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avondeten [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
24445 |
avondspin |
avondspin:
WLD
aovendjspin (L289p Weert)
|
spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)]
III-4-2
|