21910 |
jonge duif |
pieper:
pieper (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
duif, jonge || een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)] || Jonge duif.
III-3-2, III-4-1
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gø̜skǝ (L289p Weert),
gɛskǝ (L289p Weert)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L289p Weert),
lammetje:
lɛmkǝ (L289p Weert)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
19649 |
jonge kat |
katje:
ketje (L289p Weert, ...
L289p Weert),
poesje:
poeske (L289p Weert)
|
Hoe noemt u een jong katje? (jongske, katje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L289p Weert)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
koorjong:
koerjong (L289p Weert),
koorknaap:
koerknaap (L289p Weert),
koraaltje (<lat.):
krø͂ͅlkə (L289p Weert),
krøͅlkə (L289p Weert),
zangertje:
zengerke (L289p Weert)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20314 |
jonge vrouw |
pul:
pöl (L289p Weert)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert),
jông (L289p Weert)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] || jongen; Heb nou toch geduld, jongen ! [N I (1964)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jong (L289p Weert),
liefste:
leefste (L289p Weert, ...
L289p Weert),
vrijer:
vri-jer (L289p Weert),
vri-jjer (L289p Weert),
vriejer (L289p Weert),
vréjjer (L289p Weert)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] || vrijer
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaonde (L289p Weert),
aanstoandje (L289p Weert),
jong:
jong (L289p Weert),
verloofde:
verloofdje (L289p Weert)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|