e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Weert, ... ), Weert, Hushoven, Boshoven, Vrakker.  küülke (Weert), malenkuiltje: Sub maal.  in `n maalekuulke of sirkel (Weert) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Knikkerspel. III-3-2
knikkers laten stuiteren blutsen: blutse (Weert) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkertermen aan pijpenstaarten doen: In: On piêpesterte doon: knikkerspel waarbij in plaats van "maale""piêpesterte"werden gebruikt. (Voor de beschrijving van dit spel: zie "maale").  on piêpesterte doon (Weert), krapje steken: In het midden van een streep wordt een vierkant bakje getekend of ook wel een kuiltje gemaakt. Vanaf de meet wordt om beurten met knikkers of pijpestelen getracht in of bij het bakje of kuiltje te gooien. Met gekromde wijsvinger wordt de knikker of pijpesteel in het kuiltje of bakje geschoven, waarbij de dichtst bijliggende speler mag beginnen. Wie de laatste knikker of pijpesteel in het bakje of kuiltje mikt krijgt de hele inhoud.  krepke staeke (Weert), malenplankje: Sub maal.  maâleplenkske (Weert), ruimens: Als er een obstakel tussen de persoon, die moet gooien, en de te raken knikker was mag hij wat opzij gaan staan om zodoende betere raakkansen te hebben. hij dient dan echter eerst "ruumes"te roepen. Indien de tegenstander eerst "ruumes"roept, mag dit niet en moet hij op zijn plaats blijven staan.  ruumes (Weert) Jongensspel. || Knikkerspel. || Term bij knikkerspel, vooral bij "naoknuppe". III-3-2
knipogen een oogje geven: un uigske gaeve (Weert), een oogje wenken: n uigske winke (Weert), un uigske winke (Weert), knipogen: knipouge (Weert) knipogen [SGV (1914)] || knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knippatroon patroon: pǝtruǝn (Weert) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7
knippen, snijden uitknippen: ūtknepǝ (Weert) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
kniptor hanneskeknik: vero  hanneskeknik (Weert) kniptor III-4-2
knobbelzwaan wilde zwaan: voor alle soorten zwanen  wildzje zwaan (Weert) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien morsen: morse (Weert), slabben: slabbe (Weert) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen beknoeien: beknoeie (Weert) bevuilen [ZND 32 (1939)] III-4-4