e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisbanden kruisbalken: krys˱bɛlǝk (Weert) De zware, over elkaar geplaatste balken die met de hoekstijlen en legerbalken de opstal van het achtkant vormen. Zie ook afb. 34. [N O, 58d] II-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): kruusefiks (Weert), kruussefiks (Weert, ... ), kruussiefiks (Weert), kruis: kruus (Weert, ... ), kruisbeeld: kruu.sbie.ltj (Weert), kruusbeeldj (Weert), kruusbieeldj (Weert, ... ), kruusbīēltj (Weert), kruisbeeldje: kruusbildje (Weert), lieveheer: livvenhièr (Weert), onzelieveheer: slievenier (Weert), slivvenieer (Weert), slivvenier (Weert), Slivvenier (Weert), sluvenier (Weert) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krysbɛi̯n (Weert) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes kroenzel: kronsele (Weert), kroónsel (Weert), mv: -e  kroonsele (Weert), soort kleinfruit, kruisbes  kroensel (Weert), kroesbeer: kruusbie-ere (Weert), kruuësbieër (Weert), ook  kruusbie-e-re (Weert) [DC 13 (1945)]kruisbes I-7
kruisdagen kruisdagen: kruusdaag (Weert, ... ) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruushieer (Weert) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruishout kruishout: krȳshǫwt (Weert) Houten tekengereedschap, bestaande uit een vierkant blokje waar een verstelbaar houten balkje doorheen is gestoken dat met behulp van een spie kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. Het kruishout wordt gebruikt om evenwijdige lijnen langs de rand van het werkstuk te trekken en om de afmetingen van de gaten en pennen van een pen-en-gatverbinding af te schrijven. Op het uiteinde van het kruishoutbeen is daartoe een kraspennetje aangebracht. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het hout. Zie voor de etymologie van het woord klitskeer ook het Tongers woordenboek (Stevens 1986), pag. 271, s.v. klïtsk√™er, ø̄kruishout, ritshoutø̄. [N 53, 191a; N G, 17a; monogr.] II-12
kruisje aan een kettinkje kruisje: kruuske (Weert, ... ) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisje van de rozenkrans kruis: kruus (Weert), kruisje: kruuske (Weert, ... ) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisplaten kruisbalken: krȳ.s˱balǝkǝ (Weert), krȳ.s˱bɛlǝk (Weert) De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n] II-3