19770 |
beddengoed |
beddengerei:
bɛdəgreͅi̯ (L289p Weert),
beddengoed:
bɛdəgōt (L289p Weert)
|
beddegoed
III-2-1
|
19392 |
beddenhemel |
hemel:
hiemel (L289p Weert)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (L289p Weert)
|
laken
III-2-1
|
19550 |
beddenwarmer |
bedkruik:
bèdkroek (L289p Weert),
kruik:
krū.k (L289p Weert)
|
kruik (voor in bed) || kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
een steek geven:
steek gaeve (L289p Weert),
nijpen:
nieepe (L289p Weert, ...
L289p Weert),
steken:
staeke (L289p Weert)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
schooier:
schoeejer (L289p Weert)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
schooierse:
schoeejerse (L289p Weert)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
inbedelen:
enbę̄dǝlǝ (L289p Weert),
schooien:
schoeeje (L289p Weert)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] || Het vragen van een moerloze zwerm om een plaats bij een naburig volk. Wanneer een zwerm moerloos blijft, is hij praktisch ten dode opgeschreven. Eén van de mogelijkheden tot overleven is een plaats te vragen bij een andere zwerm. Eeckhout (pag. 129) zegt dat haar informanten het begrip bedelen bij bijen als onbestaand beschouwen. Dit verschijnsel noemen zij roven. [N 63, 61b]
II-6, III-3-1
|
24085 |
bedelmonnik |
schooipater:
schoeijpaater (L289p Weert),
soepbroeder:
sopbroeder (L289p Weert)
|
Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
bedorven pekel:
bǝdǫrǝvǝ pēkǝl (L289p Weert)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|