e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedrieger bedrieger: bedreeger (Weert), godsverneuker: gotsvernuuëker (Weert), smiechel: smiechel (Weert) bedrieger || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] III-1-4
bedroefd bedroefd: bedreufdj (Weert, ... ), droef: dreuf (Weert), droevig: dreuvig (Weert), verdrietig: verdreetig (Weert) bedroefd [SGV (1914)] || droevig || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4
bedsprei bedsprei: beͅtsprēͅi̯ (Weert), sprei: spreͅi̯ (Weert) bedsprei [RND] || sprei, gewatteerde deken III-2-1
beekprik negenoog: vis  nuuëgeoug (Weert) rivierprik III-4-2
beeldhouwer beeldenmaker: bieeldjemaker (Weert), beeldhouwer: bieeldjhouwer (Weert) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Weert), kruis: kruus (Weert) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
beelt weerplanken: wę̄rplɛŋk (Weert) De vrij brede, gemodelleerde plank aan het voorkeuvelens van de Hollandse molen die bestaat uit twee beeltstukken. [N O, 54d] II-3
beemd band/bend: bānjtj (Weert) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: bēīen (Weert), bēīn (Weert) been [SGV (1914)], [ZND 21 (1936)] III-1-1
been, beenderen been: bei:n (Weert), bein (Weert), de bein (Weert), knook: kneuek (Weert), knoeëk (Weert), knōēk (Weert), knuu.k (Weert), knūūk (Weert), knôôk (Weert), schenk: scheenke (Weert), schi:nk (Weert), schinke (Weert) beenderen [N 10a (1961)] || beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1