e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man, manspersoon man: man (Weert), mân (Weert), mens: mins (Weert), minsch (Weert) man || man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2
manchet manchet: manchet (Weert), mansjet (Weert, ... ) Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)] || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoop: manchetteknuip (Weert), mansjetteknuip (Weert) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand ben: bɛn (Weert), korf: kø̜rǝf (Weert), mand: maŋ (Weert) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mand gebruikt als ren kuikenkorf: kykǝkø̜rǝf (Weert), staakmand: stākmaŋ (Weert) Een uit open vlechtwerk vervaardigde mand met open onderzijde en een deksel of handvat aan de bovenzijde. De ren wordt gebruikt om dieren tijdelijk af te zonderen. Zie ook afb. 287. [N 40, 104] II-12
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren opleermand: opliermang (Weert) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2
mandenmaker korver: kø̜rvǝr (Weert), mandenmaker: ma.ŋǝmē̜kǝr (Weert), maŋǝmē̜kǝr (Weert) Iemand die manden en andere producten maakt van wissen. [N 40, 12; N 40, 36; monogr.] II-12
mandenmakersmes kniep: knīǝp (Weert), korfmes: kø̜rǝfmęs (Weert) Mes waarmee het uiteinde van de wissen wordt aangepunt. Zie ook afb. 272. [N 40, 44] II-12
mandenmakersplank korfplank: kø̜rǝfplaŋk (Weert) De plank waarop de mandenmaker zit tijdens het vlechten. Zie ook afb. 268. In Maastricht (Q 95) zat de mandenmaker op een bankje (bɛ̄ŋskǝ) en in Weert (L 289) op een stoeltje. In Stokkem (L 423) zat de mandenmaker niet op zijn knieën, maar leunde hij tegen een rugplank. [N 40, 76] II-12
mandenmakersschaar knipscheer: knepsxīr (Weert), korfscheer: kǫrǝfsxīǝr (Weert), scheer: sxīǝr (Weert) Schaar waarmee de mandenmaker de wissen op maat knipt en de uiteinden van de bodemstekken afknipt. Zie ook afb. 267. [N 40, 41; monogr.] II-12