21673 |
besteden |
besteden:
bestiesje (L289p Weert),
uitgeven:
oetgaeve (L289p Weert)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestaeke (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert),
bestèke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
cadeau (fr.) doen:
kado doon (L289p Weert)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
besteldej mes (L289p Weert),
besteldje mes (L289p Weert)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
bestelle (L289p Weert)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestumme (L289p Weert)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vast waîr (L289p Weert),
vast wèèr (L289p Weert),
vaste lucht:
vaste locht (L289p Weert),
vaste lócht (L289p Weert)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
beer (L289p Weert),
beere (L289p Weert),
bieër (L289p Weert),
± WLD
bīêr (L289p Weert)
|
bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21471 |
betalen |
afschieten:
afscheete (L289p Weert),
dokken:
dokke (L289p Weert),
lappen:
vgl. Bargoens lappen.
lappe (L289p Weert),
over de brug komen:
over de brök kaome (L289p Weert)
|
betalen, geld uitgeven || betalen, meestal gezamenlijk bijdragen bij kaart- of ander spel || Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21875 |
betaling |
afrekening:
aefraekening (L289p Weert)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
bedroefd:
bedreufdj (L289p Weert),
belazerd:
belazerdj (L289p Weert),
beteuterd:
betuuterdj (L289p Weert),
betûterj (L289p Weert),
de kluts kwijt:
he waas de kluts kwiet (L289p Weert),
ook materiaal znd 32, 67
de kluts kwiet (L289p Weert),
sip:
sup (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
beteuterd [SGV (1914)] || beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|