20922 |
onrijp |
groen:
greun fruit ête (L289p Weert),
± WLD
greun (L289p Weert)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
greun (L289p Weert),
± WLD
greun (L289p Weert)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
19278 |
onrustig |
bedrijvig:
bedrieevig (L289p Weert),
geen zittend gat:
gei zittendj gaat (L289p Weert),
onrustig:
onröstig (L289p Weert),
raspelachtig:
raospelechtig (L289p Weert)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] || ongedurig, onrustig || onrustig
III-1-4
|
19279 |
onrustig persoon |
onrust:
onrōst (L289p Weert)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28496 |
onrustig zijn door moerloosheid |
onrustig zijn:
onrøstex zēn (L289p Weert)
|
Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;]
II-6
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
onnuuzel (L289p Weert),
simpel:
su‧mpel (L289p Weert)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18861 |
onstuimig |
fel:
fael (L289p Weert),
giftig:
giftig (L289p Weert),
giftschijter:
gifschuiter (L289p Weert)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
de lucht trekt zich toe:
trektj zich tow (L289p Weert),
grillige lucht:
grellige locht (L289p Weert),
rouwe lucht:
rouw locht (L289p Weert),
vuile lucht:
voul locht (L289p Weert),
wilde lucht:
’n witj locht (L289p Weert)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21901 |
ontberen |
missen:
misse (L289p Weert),
nood hebben:
noeed hebbe (L289p Weert)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
koffie, de -:
de koffie (L289p Weert),
koffiedrinken, het -:
koffiedrinke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
morgenbrood:
merregebroed (L289p Weert),
vroege koffie, de -:
ontbijt
de vreuge koffie (L289p Weert)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 - 8 uur ontbijt [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: ontbijt [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|