e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuifijzer schuifijzer: sxȳf˱īzǝr (Weert), schuifstang: sxȳfstaŋ (Weert) Elk van de ijzeren staven waar het zeil aangeschoven wordt. In l 265 en l 330 was dit systeem niet bekend; in l 265 werden de zeilen met behulp van een ketting vastgezet. [N O, 5l; N O, 5m] II-3
schuifje van de biechtstoel schuif: schuuf (Weert), schuifje: schuufke (Weert, ... ) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuimdek schuimsel: sxȳmsǝl (Weert) De laag schuim die zich vormt op de gistende wort. [N 35, 71] II-2
schuimen schuimen: schoeme (Weert), schuume (Weert) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimlepel schuimspaan: (mv.)  sxȳmspǭnǝ (Weert) Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.] II-2
schuimspaan schuimspaan: schuumspaon (Weert), schuumspoan (Weert, ... ), sxy(3)̄mspōͅn (Weert) schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuine stand tempelsnede: tɛmpǝlsni.j (Weert) De schuine stand van de molenroede ten opzichte van (de as van) de molenromp. [N O, 7p] II-3
schuld schuld: schout (Weert), schöldj (Weert) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] III-3-1
schuld zonder papieren handschuld: handschöltj (Weert) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
schulpboor buiker: bȳkǝr (Weert) De grootste tapse avegaar die de wagenmaker bezit. Met dit werktuig maakt hij de voorgeboorde opening in de naaf van het wiel wijder en tapsvormig zodat daar vervolgens de naafbus in kan worden geslagen. Zie ook afb. 193. De schulpboor is doorgaans voorzien van een verwisselbare houten kruk. Door de grootte van het werktuig wordt het meestal door twee personen gehanteerd. Er werd dan een extra draaiboom aan de kruk bevestigd. Vgl. het volgende lemma. Zie ook het lemma ɛtapse avegaarɛ in de paragraaf over de werktuigen van de timmerman.' [N G, 32c; monogr.] II-12