31550 |
schuursteen |
puimsteen:
pømpstęj.n (L289p Weert)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
19369 |
schuurtje |
hok:
hok (L289p Weert),
kot:
koͅt (L289p Weert),
remise (fr.):
rəmīs (L289p Weert),
schopje:
schöpke (L289p Weert),
schuurtje:
scheurke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
stalletje:
stelke (L289p Weert)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || keet, hut || schuur || schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
bang:
WLD
bang (L289p Weert),
schuw:
WLD
schow (L289p Weert)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34522 |
seksen |
uitzetten:
ūtzętǝ (L289p Weert)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
± WLD
selderi-j (L289p Weert)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmenarie (L289p Weert)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31328 |
sergeant |
sergeant:
sǝršant (L289p Weert)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|
19778 |
sering |
karneeltje:
kerniĕlkes (L289p Weert),
-
kernieelkes (L289p Weert),
kernielke(s) (L289p Weert),
dialectnaam voor kruidnageltjes
kurnieëlkus (L289p Weert),
genoemd naar H.Cornelius
kernieëlke (L289p Weert),
sering
kurnieëlke (L289p Weert),
kerneeltje:
kerniĕlkes (L289p Weert),
-
kernieelkes (L289p Weert),
kernielke(s) (L289p Weert),
dialectnaam voor kruidnageltjes
kurnieëlkus (L289p Weert),
genoemd naar H.Cornelius
kernieëlke (L289p Weert),
sering
kurnieëlke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
kruidnagel:
kroêtnieëgel (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
drinkgerei:
drinkgerei (L289p Weert),
eetservies:
aetserviees (L289p Weert),
glaswerk:
glaswerrek (L289p Weert),
servies:
surviees (L289p Weert),
sərvi.s (L289p Weert)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies
III-2-1
|
33526 |
siererwt |
siererwten:
sierert (L289p Weert)
|
lathyrus
I-7
|