22705 |
bikkel(s) |
koot:
Zie i.v. kaatsen. Geh. Weert.
keut (L289p Weert),
kootje:
keutsjes (L289p Weert),
kuutskes (L289p Weert),
Sub kuuëtse. Ook: biggele/bikkele; vero. NO kootsele, bikkele.
kuuëtjes (L289p Weert)
|
Biggel. || De beentjes. [N R (1968)] || Schapenkootjes.
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
/
bikkele (L289p Weert),
Ook: kuuëtse. Spelletje met schapen- of varkenskootjes "kuuëtjes", die kostten vroeger niks door de vele huisslachtingen. Het werd door 2 of 3 meisjes gespeeld op "nen aemse stein"voor de ingang van n woning. Aan de kootjes is een holle en bolle kant
bikkele (L289p Weert),
Sub kuuëtse. Ook: biggele/bikkele; vero. NO kootsele, bikkele.
biggele (L289p Weert),
bikkele (L289p Weert),
kootsen:
keutsje (L289p Weert),
kuutse (L289p Weert),
/
kuuëtse (L289p Weert),
Ook: biggele/bikkele; vero. NO kootsele, bikkele.
kuuëtse (L289p Weert),
Sub bikkele. Spelletje met schapen- of varkenskootjes "kuuëtjes", die kostten vroeger niks door de vele huisslachtingen. Het werd door 2 of 3 meisjes gespeeld op "nen aemse stein"voor de ingang van n woning. Aan de kootjes is een holle en bolle kant, n gladde en een gespikkelde kant. Wie moest beginnen werd d.m.v. een aftelversje bepaald. t Meisje dat moest beginnen nam een glazen knikker in de hand en legde de kootjes op n hoopje op dn "dêrpel". Ze liet vervolgens de knikker op de steen stuiteren en greep de kootjes, schudde die in een hand en wierp ze op de steen. Met dezelfde hand greep ze de knikker weer bij het terugstuiten. Daarna werden er onder het opzeggen van voorgeschreven regels voorgeschreven bewegingen gemaakt met de kootjes zoals op de platte kant leggen, twee kootjes op elkaar leggen, n slag draaien, tikken enz. Na alle voorgeschreven bewegingen is het volgende meisje aan de beurt. Die de meeste handelingen uitvoert binnen de tijd, is winnaar.
kuuëtse (L289p Weert)
|
/ [SND (2006)] || bikkelen [SND (2006)] || Bikkelen (meisjesspel). || Bikkelen, oude meisjesspel. || Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert),
batsch (L289p Weert, ...
L289p Weert),
batsj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
bil:
bil (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
26199 |
bilau-roede |
bilau:
bilau (L289p Weert)
|
Systeem van aan de roede bevestigde remkleppen, meestal gecombineerd met een stroomlijnbekleding van de voorzijde van de roede. Het systeem van deze remkleppen werd ontwikkeld door de Duitse ingenieur Bilau. Bij een te snelle loop van de molen draaien de kleppen open en remmen op deze wijze het gevlucht af. [N O, 6d]
II-3
|
22551 |
biljarten |
biljarten:
biljaare (L289p Weert)
|
Biljarten.
III-3-2
|
21641 |
biljet van duizend frank |
duizend frank:
doezendj frang (L289p Weert)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
duizend gulden:
doezendj gölje (L289p Weert),
duizendje:
doezentje (L289p Weert)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
honderd frank:
hŏngert frang (L289p Weert)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
honderd gulden:
hŏngert gölje (L289p Weert),
honderdje:
hongertje (L289p Weert)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tien gulden:
tieèn gölje (L289p Weert),
tientje:
tientje (L289p Weert)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|