33716 |
uitgegraven dennenwortel |
poest:
pūst (L289p Weert)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sprong:
sprǫŋ (L289p Weert)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛltj (L289p Weert)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
24996 |
uitgieten |
schudden:
schōdde (L289p Weert)
|
een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17854 |
uitglijden |
glibberen:
glibbere (L289p Weert),
rutschen (du.):
roetse (L289p Weert),
uitglijden:
oeetglijje (L289p Weert),
uitschieten:
oetscheete (L289p Weert, ...
L289p Weert),
uutscheete (L289p Weert)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21386 |
uithoren |
uitluisteren:
oetloeestere (L289p Weert),
uitvragen:
oetvroage (L289p Weert)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21953 |
uitkomen van de eieren |
kippen:
kuppe (L289p Weert)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28481 |
uitkomen van het broed |
uitbreken:
ȳtbrę̄kǝ (L289p Weert)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
oetlek (L289p Weert),
verduitsel:
verduutsel (L289p Weert)
|
het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
diets maken:
duuts make (L289p Weert),
uitduiden:
oetduije (L289p Weert),
uitleggen:
oetlegke (L289p Weert),
ūtlęqǝ (L289p Weert),
verduitsen:
verduutse (L289p Weert)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7, III-3-1
|