26237 |
vangwiel |
vangrad:
vaŋrāt (L289p Weert),
voorwiel:
vyǝrwil (L289p Weert)
|
Het grootste aswiel in een molen met twee aswielen. Om het vangwiel is de reminrichting van de molen bevestigd. [N O, 11b; Sche 38; A 42A, 79; A 42A, 8]
II-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
allicht:
allicht (L289p Weert),
vaneiges:
cf. VD s.v. "vaneigen(s.), vaneiges
van eiges (L289p Weert),
vanzelf:
vanzelf (L289p Weert)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24518 |
varen (alg.) |
kant:
kânt (L289p Weert),
eig. als betekenis "varens"!!!
kânt (L289p Weert),
± Veldeke
kânt (L289p Weert),
vaan:
mv.
vaane (L289p Weert),
± Veldeke
vaane (L289p Weert)
|
varen || Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] || varens
III-4-3
|
22968 |
variant van krijgertje spelen |
ijzerik spelen:
Door een aftelversje wordt bepaald wie moet beginnen. Dan lopen alle kinderen weg. Wie dan ijzer vasthoudt, mag niet getikt worden, wordt iemand getikt dan is die aan de beurt. In plaats van ijzer werden ook andere materialen gebruikt.
iêzerik (L289p Weert)
|
Soort tikspel.
III-3-2
|
34297 |
varken |
varken:
vrē̜kǝ (L289p Weert),
vārǝkǝ (L289p Weert),
vęrǝkǝ (L289p Weert),
vɛrkǝ (L289p Weert),
vɛ̄rǝkǝ (L289p Weert),
varkentje:
vārkskǝ (L289p Weert)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheuteling:
sxȳǝtǝleŋ (L289p Weert),
sxø̄tǝleŋ (L289p Weert)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
25359 |
varkensfeest |
vetpot:
vetpot (L289p Weert)
|
Een feestje dat de eigenaar van het geslachte varken aan buren en/of vrienden geeft nadat het varken verwerkt is. Het werd wel eens een smulpartij die men begon met bloedworstsoep. Ook de kaantjes en de karbonade hoorden er soms bij. [N 28, 4; N 28, add.; monogr.]
II-1
|
24887 |
varkensgras |
varkensgras:
vêrkesgraâs (L289p Weert)
|
varkensgras
III-4-3
|
34319 |
varkenshaar |
haar:
hǭr (L289p Weert)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (L289p Weert)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|