33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L289p Weert)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vȳlǝn (L289p Weert),
vȳǝlǝ (L289p Weert),
vø̄lǝ (L289p Weert)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
24057 |
viaticum |
ons heer:
oees hier (L289p Weert)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
veer oeterste (L289p Weert)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəve:rt (L289p Weert)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
26487 |
viertakrijn |
viertak:
vērtak (L289p Weert),
viertaksrijn:
vērtaksrīn (L289p Weert)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
drinkenstijd:
drînkestiêt (L289p Weert),
koffie, de -:
de koffie (L289p Weert),
koffie (L289p Weert),
koffiedrinken, het -:
koffie drinken (L289p Weert),
koffiedrinke (L289p Weert, ...
L289p Weert),
kóffiedrinke (L289p Weert),
4 uur
koffiedrinke (L289p Weert)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || koffiemaaltijd om drie uur s¯middags || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: namiddag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
23762 |
vigilie |
vigilie (<lat.):
vegilie (L289p Weert),
vigilie (L289p Weert),
vigiliedag:
vegiliedaag (L289p Weert)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21537 |
vijf centiem |
knab:
knap (L289p Weert),
knabje:
knepke (L289p Weert)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
vieffrang (L289p Weert),
⁄ne vieffrang (L289p Weert),
vijf-frankstuk:
vieffrangstök (L289p Weert)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|