e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
violier viooltje: ± Veldeke  fijuulke (Weert, ... ) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viool viool: fiejoeël (Weert), fioeel (Weert) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool (muziekinstrument). III-3-2
viooltje viool: fiejoeël (Weert), viooltje: viooltje  fiuuëlke (Weert), ± Veldeke  fiuuulke (Weert) [N 92 (1982)] I-7
vis, algemeen vis: vèsch (Weert), vèssche (Weert), vés (Weert) vis || visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visaas aas: oas (Weert), made: WLD  maaj (Weert), sprot: sprot (Weert), wormpje: WLD  wörmke (Weert) aas [SGV (1914)] || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel garde: Ook: vésgaert.  gaert (Weert), visgarde: vesgaerd (Weert), vesgaert (Weert, ... ), Sub gaert.  vésgaert (Weert) Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || Vishengel. III-3-2
vismand buiker: bȳkǝr (Weert) Een meestal uit grauwe wissen vervaardigde mand om verse vis in te bewaren en te vervoeren. [N 40, 95; N 40, 103; monogr.] II-12
vissnoer lijn: lien (Weert), snoer: snoor (Weert), vislijn: Sub vesgaert.  veslien (Weert) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || Vissnoer, vislijn. III-3-2
visvangmand bakermat: bakermat (Weert), fuik: fūǝk (Weert) Gevlochten, fuikvormige mand waarmee vis, en dan met name paling, gevangen wordt. [N 40, 103] II-12
visvangst vangst: vangst (Weert) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2