e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voordeur, huisdeur huisdeur: hūəs˂dy(3)̄r (Weert) voordeur [N 55 (1972)] III-2-1
voorgeborchte voorgeborchte: vuurgeburgdje (Weert) Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorgevel buitenmuur: bū.tǝ[muur] (Weert), gevel: gē̜vǝl (Weert) De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.] II-9
voorhamer voorhamel: vø̄rhāmǝl (Weert), voorhamer: vȳrhāmǝr (Weert), vø̜rhāmǝr (Weert) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11, II-9
voorhoofd bus: bø̜s (Weert), gezicht: gezicht (Weert), hoofd: de āōrə van zien huid (Weert), schermbus: sxęrǝmbø̜s (Weert), voorhoofd: veurhuit (Weert), vúrhuid (Weert) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || Metalen bus waarmee het voorste deel van de molenas bekleed is. [N O, 10g] || voorhoofd [DC 01 (1931)] II-3, III-1-1
voorhuid duitse helm: Spottend.  Duitse hellem (Weert) voorhuid van de penis [N 10c (1995)] III-1-1
voorjaarshoning voorjaarshoning: vø̜rjǭrshu.neŋ (Weert) Soort honing die uit de nectar van voorjaarsbloesem, vooral fruitbloesem, is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 129; monogr.] II-6
voorkeuvelens van de hollandse molen voorkeuvelens: vyǝrkø̄vǝlǝns (Weert) Het samenstel van balken dat zich aan de voorkant (d.i. de kant van de wieken) van de kap bevindt. [N O, 51a; N O, 56e] II-3
voorkeuvelens van de standerdmolen achterkeuveleind: axtǝrkø̄vǝlentj (Weert) De topgevel van de staartzijde van de standerdmolen. Zie ook afb. 15. [N O, 45b] II-3
voorknie knie: knei̯ (Weert) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9