17952 |
waden |
baden:
baaje (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L289p Weert),
woafel (L289p Weert),
woafele (L289p Weert),
wafelkoek:
Verklw. wäöfelke Waofels woeërte gebakke met ¯n waofeliêzer
waofelkoôk (L289p Weert)
|
wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagen:
wāgǝ (L289p Weert),
(mv)
wāgǝs (L289p Weert)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmē̜kǝr (L289p Weert),
wagenmaker:
wāgǝmē̜kǝr (L289p Weert)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
32191 |
wagenmakerij |
werkplaats:
wɛrǝkplāts (L289p Weert)
|
De werkplaats van de wagenmaker. [N G, 3]
II-12
|
17943 |
waggelen |
kwakken:
kwakke (L289p Weert),
schravelen:
schravele (L289p Weert),
strampelen:
strampele (L289p Weert),
waggelen:
waggele (L289p Weert),
wankelen:
wankele (L289p Weert),
zwaaien:
zweije (L289p Weert)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
25214 |
wak in het ijs |
gelong:
glon (L289p Weert)
|
wak (in het ijs) [SGV (1914)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (L289p Weert)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
blaak:
bloak (L289p Weert),
dik en vet
bloak (L289p Weert),
walm:
wa.lm (L289p Weert)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] || walm, rook || Zichtbaar gasmengsel dat bij het verbranden van hout, kolen opstijgt (rook, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19475 |
walmen |
blaken:
blōͅkə (L289p Weert)
|
walmen
III-2-1
|