20853 |
worst |
worst:
wörstjes (L289p Weert)
|
worst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
stoppen:
stǫpǝ (L289p Weert),
worsten:
wǫrstǝ (L289p Weert)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (L289p Weert)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
kappen:
kapǝ (L289p Weert),
korten:
kø̜rtǝ (L289p Weert),
malen:
mālǝ (L289p Weert),
snijden:
snī-jǝ (L289p Weert)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
25776 |
wort koelen |
koelen:
kø̄lǝ (L289p Weert)
|
De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.]
II-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L289p Weert)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (L289p Weert),
± WLD
wortel (L289p Weert)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20605 |
wortelenstamppot |
moerenmoes:
moeëremoos (L289p Weert),
moerenpotage:
moeërepetaazie (L289p Weert)
|
stamppot van veldwortelen (gele wortelen) en aardappelen
III-2-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
± WLD
kraag (L289p Weert)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
aardstronk:
ē̜rtstroŋk (L289p Weert),
wortelenbos:
wǫrtǝlǝbos (L289p Weert)
|
[N 27, 9c]
I-8
|