e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeef zeef: zeef (Weert), zie‧f (Weert), zièf (Weert), zij: zi‧j (Weert), zijtje: zieke (Weert) zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de kalkbak rooster: rø̄stǝr (Weert) Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d] II-9
zeef in de wanmolen zeef: zēf (Weert) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeeg schoot: sxōǝt (Weert), zeeg: ziǝx (Weert) De schuine stand van het hekken die bereikt wordt door de hekscheien op een bepaalde manier te plaatsen. De windvang van de einden wordt hierdoor vergroot. Zie ook afb. 39. [N O, 2n; N O, 7n; N O, 7p] II-3
zeelt louw: vis  law (Weert), WLD  lauw (Weert) Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)] || zeelt (vis) III-4-2
zeemlap zeem: ziĕm (Weert), zīəm (Weert), zeemlap: zīəmlap (Weert, ... ) zeem || zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1
zeep zeep: zə duit də aafwas nog altied mēt greun zeip (Weert) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop luter: ly(3)̄ətər (Weert), sop: sop (Weert), zeepsop: zaepsop (Weert), zeipsop (Weert, ... ) Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer blij uitgelaten: oetgeloate (Weert) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer grote aardappelen bonken: boŋkǝ (Weert), japen: jɛpǝrs (Weert) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5