19560 |
zeef |
zeef:
zeef (L289p Weert),
zie‧f (L289p Weert),
zièf (L289p Weert),
zij:
zi‧j (L289p Weert),
zijtje:
zieke (L289p Weert)
|
zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30031 |
zeef in de kalkbak |
rooster:
rø̄stǝr (L289p Weert)
|
Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d]
II-9
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
zeef:
zēf (L289p Weert)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
26158 |
zeeg |
schoot:
sxōǝt (L289p Weert),
zeeg:
ziǝx (L289p Weert)
|
De schuine stand van het hekken die bereikt wordt door de hekscheien op een bepaalde manier te plaatsen. De windvang van de einden wordt hierdoor vergroot. Zie ook afb. 39. [N O, 2n; N O, 7n; N O, 7p]
II-3
|
24400 |
zeelt |
louw:
vis
law (L289p Weert),
WLD
lauw (L289p Weert)
|
Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)] || zeelt (vis)
III-4-2
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
ziĕm (L289p Weert),
zīəm (L289p Weert),
zeemlap:
zīəmlap (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
zeem || zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zə duit də aafwas nog altied mēt greun zeip (L289p Weert)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
luter:
ly(3)̄ətər (L289p Weert),
sop:
sop (L289p Weert),
zeepsop:
zaepsop (L289p Weert),
zeipsop (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)]
III-2-1
|
19343 |
zeer blij |
uitgelaten:
oetgeloate (L289p Weert)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
boŋkǝ (L289p Weert),
japen:
jɛpǝrs (L289p Weert)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|