e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borrelglaasje borrelglaasje: borrelglaeske (Weert), borrelglèske (Weert) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borst borst: bǫrst (Weert) Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] II-3
borstbouten noten: nø̄t (Weert  [(van hout)]  ) De ijzeren bouten of houten voorwerpen waarmee de roe-einden aan de borst zijn bevestigd. Zie ook afb. 36. [N O, 1j] II-3
borstel borstel: börstel (Weert), strobbel: strobbel (Weert), vaatborstel: vaatbörstel (Weert, ... ) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstelig haar pinhaar: pinhoar (Weert), stekelig haar: stèkelig (Weert), varkensborstel: verrekesbörstel (Weert), varkenshaar: verrekus-haor (Weert), vrij haar: vriee haor (Weert) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstelwerk borstelwerk: bø̜rstǝlwęrǝk (Weert) Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.] II-9
borsten memmen: memme (Weert), tieten: tiete (Weert, ... ) borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)] III-1-1
borstkas borst: borst (Weert), ich heə n kaoj oppe borst (Weert), borstkast: borstkast (Weert) borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borstmidden borst: bǫrst (Weert), middenborst: medǝbǫrst (Weert) Het middendeel van de roede dat in de askop zit. [N O, 1i] II-3
borstnaald naald: nǭltj (Weert) De balk die loodrecht door het midden van het stormeinde is bevestigd. Zie ook afb. 14. [N O, 44b; A 42A, 86 add.] II-3