e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek boks: boks (Weert), pasbalken: pas˱bɛlǝk (Weert), stelbalken: stɛlbɛlǝk (Weert) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] || Zwaar H-vormig stel balken in de molenkap tussen de korte spruit en de penbalk. In l 316 bestond de broek uit twee naast elkaar geplaatste balken (twi balǝkǝ nšvǝn`in). In l 265 was de broek niet uit balken, maar uit ijzeren stangen vervaardigd. [N O, 54b] I-10, II-3
broek met split fluitboks: fluitboks (Weert) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen boks: boks (Weert, ... ), bòks (Weert), bóks (Weert), hē hēltj zien boks op mēt einə lērə reem (Weert), klepbroek komt enkel nog sporadisch voor, alleen bij stokoude mensen  boks (Weert), klepbroek wordt niet meer gedragen, geen onderscheid  boks (Weert), Vero. NO.  bókse (Weert) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekkettingen achterhaamskettingen: axtǝrhāmskęteŋǝ (Weert) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras broek: brook (Weert), broôk (Weert), moer: (meervoud: moore).  moor (Weert), moeras: moeras (Weert), moest: moeëst (Weert), tus: tus (Weert), (zo wordt het ook genoemd).  tis (Weert), zomp: zômp (Weert) moeras [DC 02 (1932)] || moerasland, drassig land || moerassig land || moerassige grond, verende grond in een stuk weiland III-4-4
broekspijp boksenpijp: boksepiepe (Weert, ... ), pijp: piep (Weert) Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: bokseband (Weert), boksenriem: boksereem (Weert, ... ), riem: hē hēltj zien boks op mēt einə lērə reem (Weert), reêm (Weert) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || riem III-1-3
broekzak achter kontentas: kontetes (Weert), kontetès (Weert), kôntetes (Weert) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] || zak in achterkant van broek III-1-3
broekzak opzij boksentas: boksetes (Weert), boksetès (Weert), bóksetes (Weert) broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Weert, ... ) broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2