e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruid bruid: broe-ed (Weert), broed (Weert), broeed (Weert), broeëd (Weert), broêt (Weert), brût (Weert), 1a-m; 22, 29a; = huwelijkspaar  brōēed (Weert) bruid [DC 05 (1937)], [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom bruidegom: boreedegom (Weert), broedegom (Weert, ... ), broedegum (Weert), broêdegóm (Weert) bruidegom [DC 05 (1937)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: bruudje (Weert, ... ), bruudjes (Weert), ei bruudje (Weert), u bruu:dje (Weert), u brūū.dje (Weert) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] || Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] III-3-3
bruidsjapon trouwkleed: trouwkleid (Weert) de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsjonker bruidsjongetje: broedsjungske (Weert) de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsmeisje bruidje: in het wit gekleed meisje bij huwelijk of processie  bruûtje (Weert), bruidsmaagdje: broedsmeegtje (Weert) bruidje || het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidsspan: broeedspam (Weert) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsportaal bruidsportaal: broedspertaol (Weert) Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)] III-3-3
bruidssluier sleep: sleip (Weert), sluier: sluier (Weert), voile: voeel (Weert) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsvlucht bruidsvlucht: bru.tsvløxt (Weert) Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44] II-6