19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zəch êbeelde (Q278p Welkenraedt)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q278p Welkenraedt)
|
ziek [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
krankheid:
krankheed (Q278p Welkenraedt)
|
ziekte [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kikə (Q278p Welkenraedt),
zien:
zīən (Q278p Welkenraedt)
|
kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zieg (Q278p Welkenraedt),
zij(de):
zi (Q278p Welkenraedt)
|
Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7, III-1-1
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuiten:
snuute (Q278p Welkenraedt)
|
snuiten [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
22771 |
zingen |
zingen:
zinge (Q278p Welkenraedt)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
einfach (du.) wie klaar water:
dat is ze einfach wie klōr water (Q278p Welkenraedt)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (Q278p Welkenraedt)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeudhoud (Q278p Welkenraedt),
zy(3)̄thōt (Q278p Welkenraedt)
|
zoethout [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|