24300 |
dier, beest |
dier:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
dīr (Q278p Welkenraedt),
dér (Q278p Welkenraedt),
ook in ZND 23, 009
deer (Q278p Welkenraedt)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (Q278p Welkenraedt)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
32860 |
distel |
distel:
distǝl (Q278p Welkenraedt)
|
De distel (velddistel of akkerdistel, Cirsium arvense) is een hardnekkig onkruid dat zowel in de wei als in de akker bestreden moet worden. De plant heeft sterke, tot diep in de grond vertakte wortels, lange, tot 150 cm hoge stengels die, evenals de lancetvormige bladen, met stekels bezet zijn; de bloemen zijn rood-lila van kleur. De velddistel moet niet verward worden met de melkdistel (Sonchus oleraceus) die wordt geplukt, en soms gekweekt, als konijnevoer. Deze plant zal behandeld worden in de aflevering over het kleinvee. Hier worden eerst de enkelvoudsvormen gegeven: de antwoorden op de vraag naar de naam van de plant. Vervolgens worden ook de meervoudsvormen vermeld; in de woordenschat van de boer zal het begrip immers voornamelijk in het meervoud voorkomen: "die wei staat vol met distels", "distels uitsteken", enz. Zie afbeelding 2. [voor de opgaven in enkelvoud: N 92, 100; L 1 a-m; L 23, 12a; voor de opgaven in meervoud: JG 1b]
I-3
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
ne dobbelsteen (Q278p Welkenraedt),
wrfel (du.):
-> Eupen Wb.?
würfel (Q278p Welkenraedt)
|
Een dobbelsteen of teerling. [ZND 23 (1937)] || Een teerling (dobbelsteen, Fr. dé à jouer). [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
dochter (Q278p Welkenraedt),
douweter (Q278p Welkenraedt),
dôôtər (Q278p Welkenraedt),
meidje:
metsche (Q278p Welkenraedt)
|
dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (Q278p Welkenraedt),
dūk (Q278p Welkenraedt)
|
doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
18288 |
doek -> [wld iii 2.2] |
witte doek:
nə witə dūk (Q278p Welkenraedt),
è wét dook (Q278p Welkenraedt)
|
een witte doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Karte 169.
goal (Q278p Welkenraedt)
|
Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22876 |
doelman |
goal (<eng.):
Karte 170.
goal (Q278p Welkenraedt),
keeper (eng.):
Karte 170.
keeper (Q278p Welkenraedt)
|
Tormann.
III-3-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
duif:
douf (Q278p Welkenraedt)
|
duif, mannetje [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|