19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
anstêke (L213p Well),
aanstoken:
anstoaken (L213p Well)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
hiete (L213p Well)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
17645 |
heup |
heup:
heup (L213p Well, ...
L213p Well)
|
heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
högt (L213p Well)
|
hoogte [SGV (1914)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L213p Well, ...
L213p Well,
L213p Well),
hāk (L213p Well)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)]
III-1-1
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hi aardt nao zien vader (L213p Well),
hie aardt nor zien vader (L213p Well)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
hijgen:
hīēge (L213p Well)
|
hijgen (naar adem) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
heenke (L213p Well)
|
hinken, op een been springen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hoēd (L213p Well),
hû.t (L213p Well)
|
hoed [RND], [SGV (1914)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̄jǝ (L213p Well)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|