17565 |
huid |
koeienvel:
køǝvɛ̄l (Q078p Wellen),
kǫu̯vɛlǝr (Q078p Wellen),
vel:
ve-l (Q078p Wellen),
vèl (Q078p Wellen),
vēǝl (Q078p Wellen),
vɛ.l (Q078p Wellen)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|
18049 |
huidschilfers |
schellen:
schelle (Q078p Wellen)
|
Schilfers op de huid (pellen, schillen, schubben). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18044 |
huiduitslag |
brobbels:
broebels (Q078p Wellen)
|
Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34618 |
huif van de huifkar |
doek:
duk (Q078p Wellen),
huif:
hǫu̯f (Q078p Wellen)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
høfkɛǝr (Q078p Wellen)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
17689 |
huig |
lelletje:
lelleke (Q078p Wellen)
|
Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, lel(ke), ziel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
grijnzen:
grīnsdə (Q078p Wellen),
huilen:
heulde (Q078p Wellen)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoͅu̯əs (Q078p Wellen),
hū.s (Q078p Wellen)
|
huis [ZND 01 (1922)], [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
gedoen:
gədūən (Q078p Wellen),
huishouden:
hōͅu̯əshāgə (Q078p Wellen),
hūəshāgən (Q078p Wellen)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
karakol:
krakol (Q078p Wellen)
|
slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|