e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiken kieken: kikǝ (Wellen) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuil kot: ku.ǝt (Wellen), kuǝt (Wellen), kuil: kou̯ǝl (Wellen), kǫu̯l (Wellen) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kotje: ku.ətjə ən zən kin (Wellen), kuutje (Wellen), kuiltje: kelke in de kin (Wellen), keulke (Wellen) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)] III-1-1
kuip kuip: kǭp (Wellen) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuipdeksel deksel: dęksǝl (Wellen) Het uit twee halve cirkels bestaande deksel van de steenkuip. In Q 240 was de kuip half open. Er lag een plankje met half maantje op (Coenen, pag. 115). Zie ook het lemma ɛhalf kuipdekselɛ.' [N O, 19e; Vds 146; Jan 153; Coe 134; Grof 155; A 42A, 36 add.] II-3
kuiper kuiper: køjpǝr (Wellen), kø̜.jpǝr (Wellen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit brade: brooë (Wellen), brouë (Wellen) kuit (van een been) [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-1
kundig bekwaam: met lengteteken op de a  bekwâm (Wellen) kundig [ZND 01 (1922)] III-1-4
kunstmest gemengelde stoffen: gǝmeŋǝldǝ stǫfǝ (Wellen), meststoffen: [mest]stǫfǝ (Wellen), stoffen: stǫfǝ (Wellen) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kunststeen kunststeen: kønsstɛjn (Wellen) Nagemaakte, gegoten molensteen. De kunststeen is harder dan de natuursteen en vergt niet zoveel onderhoud. Als grondstof voor de kunststeen kunnen diverse steensoorten als carborundum, kwarts en amaril gebruikt worden. Het materiaal wordt gebroken, gesorteerd op fijnheid en met een speciale cement of kit in de gewenste vorm gegoten of geperst. Evenals de Franse steen bestaat de kunststeen uit twee lagen, een ballastlaag en een maallaag van ongeveer 15 cm waarin al kerven gegoten zijn met daartussen een zachtere vulling in een andere kleur. [N O, 17g; N O, 17f; Vds 185; Jan 175; Coe 118; Grof 140] II-3