17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q078p Wellen),
kikə (Q078p Wellen),
zien:
zin (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
ziën (Q078p Wellen),
zīin (Q078p Wellen)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zè (Q078p Wellen),
zij(de):
zē (Q078p Wellen),
zę (Q078p Wellen)
|
Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7, III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zēͅi̯ (Q078p Wellen)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34580 |
zijladder |
karleren:
kē̜rlęi̯rǝ (Q078p Wellen),
leiers:
lęi̯ǝrǝ (Q078p Wellen),
leren:
lęi̯rǝ (Q078p Wellen),
lęi̯ǝrs (Q078p Wellen)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lęi̯ǝrs (Q078p Wellen),
leren:
lęi̯rǝ (Q078p Wellen)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
uitsnuiten:
outsnutte (Q078p Wellen)
|
snuiten [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
27824 |
zijwand |
karmouw:
karmǫu̯ (Q078p Wellen),
kisten:
kīsǝ (Q078p Wellen),
mouw:
mō (Q078p Wellen),
mouwen:
mou̯i̯wǝ (Q078p Wellen)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
kruiwagelkisten:
krøǝwǭǝgǝlkestǝ (Q078p Wellen)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
21625 |
zilveren één frank |
zilverfrankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
zelvərfreͅŋskə (Q078p Wellen)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
zelvərgeͅlt (Q078p Wellen)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|